Verslagen
Richtlijnen voor het houden van de Maleise kuifloze vuurrugfazant
Zoals alle vuurrugfazanten dient de Maleise kuifloze vuurrug te beschikken over een vorstvrij binnenhok van ongeveer een 4m². Aanbevolen temperatuur is 5 tot 10 graden celcius.
Naast het binnenhok is een buitenvolière van minimum 15 m² vereist. Deze dient beplant te zijn zodat de hen kan ontsnappen aan de agressiviteit van de haan door in de hoogte (bv. in een spar) te kunnen wegvliegen.
Voeding: zoals bij de meeste fazantensoorten vervult een degelijke korrelvoeding de basisbehoeften. Dit dient dan ook twee tot drie maal in de week aangevuld te worden met een fazantenmengeling bestaande uit maïs, tarwe, boekweit, dari, gerst,... Daarnaast zijn het dagelijks verstrekken van fruit onder de vorm van appel, bessen, mango, druiven… aan te raden. Twee maal per week wordt een eiwitrijke voeding verstrekt en dit onder de vorm van buffalowormen of pinkies. Het spreekt voor zich dat er steeds vers drinkwater dient ter beschikking te staan.
De hen legt haar eieren meestal in een hoek op de grond in het binnenhok. Hou er dus rekening mee om ook daar beschutting te voorzien. Gezien de Maleise kuifloze vuurrug met uitsterven bedreigd is, is het wenselijk om de eieren te verzamelen zodat ze niet verloren gaan. Het uitbroeden gebeurd bij voorkeur met krielkippen vermits de uitkomst in een broedmachine erg laag is.
Het opkweken van de kuikens dient het liefst met een kunstmoeder te gebeuren dit om zoveel mogelijk verliezen te voorkomen. Broedse krielen komen hiervoor ook in aanmerking doch dan is waakzaamheid geboden. Er moet goed op toegezien worden dat de kuikens ‘s avonds onder de kriel zitten. De uitloopmogelijkheden van de kuikens dient de eerste dagen dan ook erg klein te zijn. Een voordeel echter bij de opfok met krielen is dat de kuikens meestal minder stress hebben en het typische gedrag van “bekpikken”, iets dat zich bij vuurruggen nogal eens manifesteert, minder tot uiting komt.

BALGENSTUDIE
Naturalis
Op 23 april werd door de vuurrugfazantenwerkgroep een bezoek gebracht aan het natuurhistorisch museum NATURALIS te Leiden. Het was de bedoeling om in eerste instantie, aan de hand van een balgenonderzoek, de wezenlijke verschillen vast te stellen tussen de Vieillot vuurrug en de Borneo vuurrug.
Op 20 augustus werden, aan de hand van het genomen fotomateriaal, onze bevindingen uitvoerig besproken.
Het is niet de bedoeling om in dit stadium reeds een volledige beschrijving te geven van de vuurrugfazanten maar wel onze bevindingen te rapporteren.
De foto’s in dit rapport zijn genomen in de balgencollecties van het natuurhistorisch museum Naturalis, Leiden Nederland. (Ivan Roels 2010, publicatie met instemming Naturalis). Tekst en foto's mogen niet overgenomen worden zonder toelating.
Enkele opmerkelijke vaststellingen zijn :
- Er zijn duidelijke verschillen waar te nemen naargelang de vindplaats; dit zeker voor wat de hanen betreft.
- Ook duidelijke verschillen werden vastgesteld tussen de hennen.
- De Macartney fazant, beter gekend als de Delacour vuurrugfazant is waarschijnlijk een kruisingsproduct tussen de Vieillot en de Borneo vuurrug, ontstaan in natuurlijk milieu.
- Wezenlijke verschillen werden vastgesteld tussen de hanen van de Vieillot vuurrug en de Borneo vuurrug.
- Bij de Borneo vinden we een bruine staart terug; een witte staart daarentegen kenmerkt de Vieillot.

Rechts:Borneo vuurrug onder: Vieillot vuurrug
De borst van de Borneo vuurrug kan als het ware in 2 verdeeld worden. De hals en het bovenste deel van de borstkas is blauw, het onderste gedeelte bruin. De Vieillot daarentegen heeft een gans blauwe borst en blauwe hals. Op de flanken bevinden zich witte strepen.

Tevens werd vastgesteld dat de streeptekening bij de Vieillot verschillen vertoont naargelang het verspreidingsgebied.
De hanen uit het noorden van Sumatra (Deli, Medan) hebben fijne smalle witte strepen, deze van centraal Sumatra (Ophir, Solok) iets bredere strepen. Het strepenpatroon van de dieren uit het zuidelijk deel (Palembang, Telok Betong, Lampung) wordt vervangen door brede lancet- tot ruitvormige vlekken. Het is de noordelijke vorm die in onze volièremilieus nog terug te vinden is. De zuidelijke vorm komt, voor zover gekend, nergens in gevangenschap voor. Mochten er liefhebbers zijn die deze toch in hun bezit hebben, dan zouden we het op prijs stellen om zich bij de werkgroep kenbaar te maken.

Ook de rugzijde bij de Vieillot vertoont verschillen in kleurintensiteit. De rode rugzijde ging van koperkleur tot vuurrood. Of het hier nu gaat om individuele kleurverschillen of niet dient nog verder onderzocht te worden.

Ook verschillen in kleurintensiteit van de staart werden vastgesteld bij de
Borneo vuurrug. Ondanks dat beide vogels op onderstaande afbeelding afkomstig zijn uit centraal Borneo, vertoont de onderste een duidelijk donkerdere staart. Ook hier dient verder onderzoek te gebeuren.

Verschillen in pootkleur konden op basis van de balgen niet vastgesteld worden doch op de etiketten werd “koraalrood” en “ivoorrood” voor de Vieillot en “hoornkleurig” tot “ivoorkleurig” voor de Borneo vuurrug terug gevonden.

2. Verschillen bij de hennen.
De borst bij de Vieillothen is meer wit gezoomd dan bij de Borneohen. Deze omzoming beslaat bij de Vieillot gans het borstoppervlak en loopt hoger naar de hals toe. Bij de Borneohen kan de borst als het ware in twee verdeeld worden. Het onderste gedeelte waarvan de pluimen omzoomd zijn en een bovenste gedeelte waar de omzoming verdwenen is en vervangen werd door witte strepen.
Daarenboven zijn bij de Vieillot de pluimen donkerder getint. De Vieillot heeft eerder zwarte borstveren met witte omzoming; de Borneo veeleer bruin met witte omzoming. De bruine kleur wordt bij de Borneohen zeker geaccentueerd naar de hals toe.

De bovenkant van de rugzijde is bij de Vieillothen lichtbruin met zelfs hier en daar witte streeptekening. Bij de Borneohen is de bovenkant veel donkerder getint, meer egaal donkerbruin. Stuit, staart en het einde van de grote vleugelpennen gaan over naar diepdonker tot zwart. Zowel bij Vieillot als bij Borneo treden er zwarte spikkels op en dit voornamelijk op de stuit. Ditzelfde gespikkeld patroon vinden we ook terug op het einde van de vleugeldekveren en op de staart. Bij de Borneo valt dit minder op, dit omwille van zijn overwegend donkere tint.
Over het algemeen kan gezegd worden dat het lichtbruine van de Vieillot vervangen werd door donkerbruin tot zwart bij de Borneo.


Dezelfde spikkeling bij de Borneohen doch veel minder opvallend
Tevens werden er op de rugzijde bij de Vieillot regionale verschillen in kleurintensiteit vastgesteld. De hennen uit het zuiden zijn veel lichter van kleur als deze uit het noordelijk gedeelte.
Onderstaande foto illustreert dit.

onder: lichtgekleurde Vieillothen - zuid Sumatra (Lampong)
midden: iets donkerdere Vieillothen - centraal Sumatra (Solok)
boven: overwegende donkere tint Vieillothen - noord Sumatra (Deli)
3.Onze bevindingen omtrent de Delacour vuurrugfazant.
De Macartney vuurrug, beter gekend als de Delacour vuurrugfazant is waarschijnlijk een kruisingsprodukt van Vieillot en Borneo. Bij de Delacour vinden we zowel kenmerken terug van beide vuurrugrassen. (Witte staart van de Vieillot – bruine borst van de Borneo.)
Onderstaande foto toont ons mogelijke overgang.

Het is niet onze bedoeling om een standaard op te stellen, noch om te beslissen of het hier nu al of niet gaat om een kruising, maar van één enkele vorm kan hier moeilijk gesproken worden. Ook Alain Hennache en Michel Ottaviani spreken in hun boek “Monographie des faisans” over verschillende fenotypes; dit al dan niet met verschillende vederkleuren. Al deze types worden ondergebracht in de ondersoort “macartneyi”.
Nader onderzoek hieromtrent is zeker vereist.
Tot zover onze eerste vaststellingen. Zoals reeds gezegd, dienen sommige zaken zeker nog nader onderzocht te worden alvorens onze bevindingen over gans de lijn te kunnen doortrekken. Individuele afwijkingen kunnen steeds optreden. Het is niet de bedoeling om deze als regel te beschouwen. Daarom is een bezoek aan het Tringmuseum aangewezen. Dit staat allicht dit jaar op het programma.
Liefhebbers die bijkomende info wensen of die wensen toe te treden tot de werkgroep kunnen ons steeds contacteren.


Tring 8 en 9 maart 2012
Op 8 en 9 maart werd door de werkgroep voor vuurrugfazanten opnieuw een balgenonderzoek verricht. Ditmaal werd een bezoek gebracht aan de “Bird Collection” van het Britse Natuurhistorisch museum. Deze bevindt zich naast het museum van Walter Rothschild, voor sommigen beter bekend als het “ Natuur Historisch Museum van Tring”.
Het balgenonderzoek spitste zich voornamelijk toe op een verdere studie van de Vieillot vuurrugfazant (Lophura rufa) enerzijds en de kleine en grote Borneo vuurrug (respectievelijkLophura ignita ignita enLophura ignita nobilis) anderzijds.
Daar waar in Leiden, het overgrote deel van de balgen afkomstig waren van Sumatra en Borneo, concentreerde het balgenbestand van Tring zich voornamelijk tot Maleisië en Myanmar, het vroegere Birma. Niettegenstaande deze verschillende verspreidingsgebieden kon een groot aantal kenmerken, die we in Leiden vast stelden, ook in Tring bevestigd worden.
Al het fotomateriaal werd genomen in het Natuur Historisch Museum van Tring (Ivan Roels 2012). Om het onderscheid aan te tonen tussen de grote en de kleine Borneo vuurrugfazant werd tevens gebruik gemaakt van de foto’s die James Pfarr ons ter beschikking stelde. (American Museum of Natural History – New York), waarvoor onze dank.
Niets uit dit verslag mag overgenomen worden zonder voorafgaande toestemming van de werkgroep.
1. Verschillend strepenpatroon bij de hanen van de Vieillot vuurrug naargelang het verspreidingsgebied.
Opnieuw werd op de buikzijde en de flanken een verschillende streeptekening vastgesteld bij de Vieillothaan. De dieren die afkomstig zijn uit het meest noordelijke verspreidingsgebied (centrale gebied van de provincie Tenasserim - Zuid Myanmar) hebben fijne witte strepen. Bij dieren uit het zuidelijker gelegen Bankasoon (uiterste zuiden van de provincie Tenasserim - Zuid Myanmar) zijn de strepen breder. Bij deze laatste onderscheiden we zowel zuiver witte strepen als een witte streeptekening met bruine afzoming. Dit verschijnsel werd ook vastgesteld te Leiden bij de Vieillothanen die in Sumatra gelokaliseerd werden bij vergelijking van balgen uit het noorden van Sumatra met balgen uit het zuiden.
Vindplaats midden Tenasserim – Zuid Myanmar – fijne witte streeptekening

Exemplaren uit het zuidelijker gelegen Bankasoon (uiterst zuiden van de provincie Tenasserim – zuid Myanmar – bredere strepen – bruine omzoming bij balg 32 ondanks dat beide exemplaren afkomstig zijn uit hetzelfde gebied.
2.Kenmerken Vieillothen.
Over het algemeen werden dezelfde vaststellingen gedaan als in Leiden. Typerend voor de Vieillothen is de veel lichtbruinere rugzijde, vleugels, stuit en staart. De spikkeltekening komt hier tevens veel beter tot zijn recht dan bij de Borneohen. De borstzijde wordt gekenmerkt door zwarte veren met witte afzoming en dit tot bijna aan de hals. (Zie ons verslag naar aanleiding van ons bezoek aan het Natuurhistorisch museum van Leiden – 23/04/2010.) Onderlinge verschillen bij de Vieillothen Opnieuw werden verschillen in kleurintensiteit vastgesteld. Ook bij hennen die van een zelfde gebied afkomstig zijn komen er opmerkelijke kleurvariaties voor.

3 exemplaren uit Bankasoon Malawoon (Myanmar) met verschillende kleurintensiteit

3 Vieillothennen afkomstig uit de regio Malacca; merk voornamelijk de veel lichtere kleurvariatie van de bovenste hen in vergelijking met de 2 onderste exemplaren. Dit kleurverschil vinden we nog meer terug bij hennen uit verschillende regio’s. De hennen uit het uiterste zuiden van Thailand (Bang Nara) zijn veel lichter van kleur dan de exemplaren die we uit meer noordelijke gebieden terug vinden. (Klong Bang Lai)


3. Typerende kenmerken tussen de grote Borneo vuurrugfazant (Lophura ignita nobilis) en de kleine Borneo (Lophura ignita ignita).
Vermits we in Leiden enkel de kleine Borneo vuurrug en in Tring enkel de grote Borneo vuurrug terug vonden en we tevens niets aan het toeval over wilden laten (verschillende lichtinval in beide musea), werd tevens beroep gedaan op de foto’s van James Pfarr. Deze foto’s zijn allemaal afkomstig uit één en hetzelfde museum namelijk het American Museum of Natural History van New York. Door dat James Pfarr wel in staat was de twee ondersoorten naast elkaar te leggen, kon hij ons tevens op een aantal geobserveerde verschillen attent maken.
Zoals de benaming laat vermoeden, is de grote Borneo vuurrug een stuk groter als de kleine Borneo. Dit is echter niet het enige verschil. Tevens werden volgende verschillen vastgesteld :
hanen:

De vleugeldekveren bij de kleine Borneo vuurrug (Lophura ignita ignita) zijn azuurblauw; deze van de grote Borneo (Lophura ignita nobilis) zijn eerder hemels blauw. De grote vleugelpennen bij de ignita zijn zwart. De nobilis heeft grijze vleugelpennen waarbij de buitenste zelfs bruin getint zijn. Ook de hals wordt bij de ignita gekenmerkt door het azuur blauwe; daar waar bij de nobilis eerder het hemelsblauw overweegt. Tevens wordt bij de ignita de rug gekenmerkt door violetkleur, bij de nobilis vinden we meer de vuurrode schijn terug.

De buikzijde is bij beide vogels bruin, doch dit bruine is bij deignita veel intenser als bij denobilis. Borst en hals zijn staalblauw, ook hier opnieuw is bij de ignita de blauwe kleur meer intensiever aanwezig.


Een opmerkelijk verschil vonden we tevens aan de stuit. De overgang van de koper- tot violetkleurige rugveren en de blauwe stuitveren is bij de kleine Borneo goed afgelijnd. Bij de grote Borneo komen deze rugveren veel lager naar de staart toe. Hier worden als het ware de blauwe stuitveren gedeeltelijk bedekt door de rode rugveren. Dit kenmerk is wel duidelijk zichtbaar op bovenstaande foto’s.

Hennen:
Ook hier werden naast het verschil in grootte, opmerkelijke verschillen vastgesteld die typerend zijn voor de soort. De borstbevedering bij deignita kenmerkt zich voornamelijk door bruine veren. Elke pluim is wit afgezoomd met een bruin/zwarte kern. De bevedering gaat naar de hals toe, over in volledige bruine veren met hier en daar een fijne witte streeptekening.
Bij denobilis daarentegen, zijn de borstveren grijs/zwart met witte omzoming. De bevedering naar de hals toe, is niet zo uitgesproken bruin. De overwegend grijs/zwarte borstbevedering doet hier zelfs denken aan deze van de Vieillot vuurrugfazant.
De rugzijde bij de nobilis wordt gekenmerkt door een schachtstreep, bij de ignita ontbreekt deze (zie onderstaande foto).

Met de poot- en snavelkleur, tevens als met de gezichtshuid kan bij balgenonderzoek geen rekening gehouden worden vermits het hier gaat om levend weefsel dat met de jaren een kleurverandering ondergaat. Wellicht hadden we anders ook hier kleurverschillen waargenomen.
4. Tot slot, de belangrijkste verschillen tussen de Vieillot vuurrugfazant, de grote en kleine Borneo vuurrug.

